Notities persoon |
Hij was Heer van Burgst en Grijsoord. Deze had hij geerfd van zijn vader.
Justus kwam uit een steenrijke katholieke familie te Den Haag. Hij is in het
bezit van een wapen. Zijn vader had 16 april 1630 een omwaterd landhuis met
bijbehorende landerijen in Etten gekocht van Christoffel van Etten en Justus
woonde/verbleef in Etten sinds 1665. Hij deed veel voor de katholieke
zielszorg en de sociale omstandigheden van de plaatselijke bevolking.
Volgens de Haagse Cohieren van 1674 had hij een vermogen van f112.000 en
woonde hij in Het Kerckhoff, zuydt te Den Haag. Volgens de Leidse Lasten van
1674 werd op zijn naam een aanslag opgelegd en het vermogen was f117000 en
voor de kinderen werd een vermogen van f 137000 vastgesteld. Zijn woning
"Huis De Nobelaer" was een wellust voor het oog zowel van binnen als er
buiten. (Zie "Huis de Nobelaer")
Justus was ook een kunstliefhebber en deed daarom
een verzoek aan de Bredase kunstschilder
N.Steenwijk om een schilderij voor hem te maken. Maar helaas kwam het er niet
van. ( Klik op de naam van de kunstschilder voor het relaas hierover )
Hij is nimmer gehuwd geweest met Beatrix van Heussen, zoals beweerd wordt. Zij had bij codicile op 19 mei 1647 te Leiden bepaald: Indien haar dochter kinderloos zou overlijden, een bedrag van 25000 gulden en de opbrengst van haar landerijen te Noordwijk, Noorwijkerhout en Voorhout bestemd waren voor het bouwen van een hofje voor dertien arme vrouwen en het onderhoud ervan. Zijn zoon Jan Louis, die de opdracht hiervoor had gekregen was reeds op dat moment overleden. Hij nam deze taak van hem over en hij liet het Paulushofje op eigen grond bouwen aan de Markt te Etten. Hij bouwde echter een hofje met zestien huisjes in de plaats van dertien huisjes. Justus was vicaris van 1681 t/m 1685.
Boven de ingang van het Paulushofje is een steen met de navolgende tekst: Ter eeren Godts en van Godts uytverkoren Vat Sint Paulus, tot gebruyck van dertien arme vrouwen Hr. Joost de Nobelaer dit Godtshuis heeft doen bouwen Gelijck Vrouw Beatrix van Heussen eertijds hadt Sijn soon Heer Jan Louis belast bij codicilie Die sijnde door de doodt van dat te doen belet, Voldeed sijn vader dus aan beyder goede wille En gaf de grondt van ’t sijn, daarop is geset
Justus had als grote hobby het zaaien, mesten, kweken en begieten van uitheemse bomen en planten in ons Nederlands koud klimaat. Zijn tuin en orangerie genoot grote bekendheid.
Het kasteel en het Paulushofje werd in 1685 geerfd door de kinderen van zijn achterneef Willem de Nobelaer. De zoon Justus van Willem de Nobelaer erfde het Paulushofje, maar was op dat moment nog minderjarig. Zijn moeder deed de beheerstaak als voogd. | Notities overlijden | Hij is begraven in de kerk naast het gemeentehuis te Etten. In de “Beschrijving van de Vrije Heerlijkheid Etten, Leur en Sprundel” schrijft Pieter Nuyts hier het volgende over: “Behalve die van de oud-secretaris Johan Dirven en schepen dijkgraaf en stokhouder Pieter Dirven, heeft in 1672 ook de edele heer Justus de Nobelaer, heer van Burgst en Grijsoord, in het verlengde van de eerst genoemde, op de plaats waar nu de preekstoel staat, een zeer fraaie kelder als begraafplaats laten maken met vooralsnog alleen maar het opschrift: OSTIUM MONUMENTI (toegang tot de grafkelder)
Omstreeks 1680 besloot de kerkenraad de vloer, die in slechte staat verkeerde, te repareren. Dit kwam de erfgenaam Roelof van Arkel, een zoon van de zuster Maria van Justus de Nobelaer, ter ore. Van hem bevindt zich een brief in het archief waarvan het begin luidt:
“Bij verlijden van Saliger mijnheer ende oom Justus de Nobelaeris mijn als eenich universeel erfgenaam aenkomstich en toebehoorende seekere gemetselde graftkelder in de kerk op de hoge Choor, en also niet geernes oude sien, dat hetselve bij imant weerde geïnuardeert ofte gebruickt buyten mijnenen de weten”. Hij verzoekt voorzieningen te treffen, dat de grafkelder in goede staat blijft en niet zonder zijn medeweten wordt geopend.
Mensen, die bij de restauratie van de kerk in 1957 betrokken waren, bevestigen dat de grafkelder nog in goede staat verkeerde. Zij bestond uit vier gemetselde muren, waarop de grafsteen was gelegd. Op de bodem van het graf bevonden zich de skeletten van drie personen. |
|