Opdracht tot het maken van een schilderij te Breda

 Terug naar Justus de Nobelaer

De kunstschilder N.STEENWYK.Hij is een goed schilder van stillevens en van Vanitassen gelijk als men die doopt en die zich merendeels ophield te Breda, alwaar hij ook is gestorven. Die kunstenaar voerde een betere penceel als gedrag, een gebrek dat God verbetert en zo algemeen is onder vele brave kunstschilders, als het vloeken onder de Engelsen, als het hoereren onder de Italianen en als het houwen en kerven algemeen is onder de dronken Polen. Die knaap verzoop en verkocht alles wat hij kon grijpen en vangen. Hij had nauwelijks linnen of wollen om het lijf en genoegzaam geen dak boven het hoofd om 's nacht te overnachten.

De schatrijk Heer, genaamd NOBELAAR, die een huis als een paleis had en een á twee Godshuizen had gesticht in het Dorp Etten buiten Breda, zag toevallig een Vanitas van Steenwijk, die hem zo beviel, dat hij de schilder liet opzoeken in alle kroegen en kotten om met hem te spreken. Eindelijk vonden hem de knechts in een opvanghuis voor bedelaars op het Nonnenveld, de verachtelijke hoek binnen Breda, die hem met kracht en geweld meesleurden naar het huis van een Krijgskolonel, bij wie de Heer Nobelaar benevens andere Heren was verzocht te eten. Het gezelschap stond te kijken van het gezicht van de verplukten kunstenaar, die er uitzag als een halfgehangen Biendief en die de beleefdheid niet eens had om de Heren te groeten.

De voornoemde Heer vroeg hem of hij die persoon was die dat tafereel, dat hij hem uitduidde had geschilderd. Waar op hij meteen nors antwoordde:"Ja, dat heb ik geschilderd"."Wil je enige schilderijen voor me schilderen op mijn buitenplaats" herhaalde die Heer. "Ik zal je rijkelijk betalen per dag of bij het uur, zeg maar hoe dat je het begeert te stellen?" "Wel bij het uur, want ik kan niet lang op mijn geld wachten" gromde dat ondier tussen zijn tanden en Nobelaar repliceerde edelmoedig: "Ik zal je voor ieder uur schilderen een dukaton betalen en daar benevens de eerste tafel van mijn huisbedienden geven". Het gehele gezelschap verwonderde zich over die milddadige presentatie, uitgezonderd die kanauleuze guit, die beestachtig antwoordde: "Ik wil me niet laten dwingen als een hond om voor een dukaton per uur voor iemands plezier te schilderen".

De overste werd zo dol, dat hij in die rechte gemoedsbeweging aan een paar lakeien bevel gaf om dat beest met een paar honden lantarens, bij de Neder­landers rottingen gedoopt, buiten de eetzaal en vervolgens tot op de straat toe uit te lichten. Naderhand verviel hij zodanig dat hij oud, arm en ziekelijk zijnde langs de huizen ging bedelen, zingende het onderstaande Kerstliedje: Kerstnacht schoonder als de dagen, Hoe kan Herodes 't licht verdragen.

Wij hopen, dat de jonge en ook de bejaarde kunstschilders een voorbeeld zullen nemen aan die rampzalige Vanitasschilder.

bron:"De levensbeschrijvingen der Nederlandse Kunstschilders" door Jacob Campo Weyerman in 1729.

Van deze N. Steenwijk is weinig anders bekend, dan dat hij in 1640 in Breda ter wereld kwam en aldaar in 1698 gestorven is. Hij schilderde vazen, muziekinstrumenten, boeken en andere onbezielde voorwerpen en die hij in een behaaglijke manier groepeerde. Dit deed hij met veel waarheid en juistheid.

bron: "Hollandse en Vlaamse kunstschilders" door J Immerzeel jr in 1842